De inheemse bevolking in het Andesgebied bestaat voornamelijk uit Aymara’s en Quechua’s.
De Europese veroveraars troffen op de hoogvlakte van de Andes, die zich uitstrekt over bijna heel het continent, een groot rijk aan met een hoge graad van ontwikkeling: het Inca-rijk. Van het begin af voerden ze onophoudelijk oorlog om dit rijk te onderwerpen en in het bezit te komen van zijn rijkdommen. Van de hoge ontwikkeling en beschaving van de Inca-volken bleef weinig over. Met de gevonden schatten werd de ontwikkeling van West-Europa tot het economisch centrum van de wereld mede gefinancierd.
De Aymara’s zijn met name op de hoogvlakte te vinden, terwijl de Quechua’s, van oorsprong ook een bergvolk, migreerden naar de warmere valleien en het Amazone laagland.